Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Die een mens [74]schuldig maken [75]om een woord, en leggen dien strikken, die [hen] bestraft [76]in de poort; en die den rechtvaardige verdrijven [77]in het woeste. 74. Hebreeuws, doen zondigen, of tot een zondaar maken; dat is, beschuldigen, alsof hij een grote zonde begaan had. 75. Niet kunnende verdragen dat men hunne goddeloosheid ter goeder trouw en in ernst bestraft. Dit is vervuld in onzen Zaligmaker Christus Jezus en in zijne apostelen. 76. Dat is, voor het gericht, [zie de aantekening Gen.22:17, en Gen.34:20]. Of, in de poort; dat is, openlijk, in de openbare verzameling; zie Amos 5:10. Anders: en leggen dien strikken in de poort, die hen bestraft; dat is, en zoeken derzelver verderf door valse beschuldigingen. 77. Waar men noch te bijten noch te breken vindt, en waar alles verschrikkelijk is. De zin is: Die door hun valse aanklacht teweegbrengen dat de rechtvaardige door het gericht veroordeeld en in ellende verwezen wordt. Anders: om een nietig ding.